Wednesday, July 24, 2013

Rock Herk 2013 verslag 13/07/2013

31e editie alweer van het alternatieve muziekfestival in Herk-De-Stad. Sinds de vorige editie die ik aantal jaar geleden meemaakte, zijn er wel een aantal zaken veranderd. Zo is er een area bijgekomen voor elektronische muziek. Die trok wel aardig wat van het jonge volkje aan, dat de genadeloze opeenvolging van onderling inwisselbare dubstep-breaks vooral stilstaand leek te ondergaan. Ook werd de oorspronkelijke locatie aan het meertje verruild voor een standaard festivallocatie, waardoor het festival toch een deel van zijn pittoreske karakter kwijtgespeeld is.

We kwamen aan rond 15h in perfect festivalweer. De zomerse festivalconcurrentie in ons land is moordend, en door de vijf weekends in juni zijn er wat verschuivingen, waardoor Rock Herk dit jaar moest optornen tegen Les Ardentes, Rock Zottegem, Cactus Festival en Werchter Classic. De organisatoren en de groepen die in de namiddag moesten aantreden hadden vermoedelijk liever wat meer volk op de wei gezien, maar voor de aanwezigen was het aangenaam druk en een optimale festivalervaring. Ideaal ook voor de opgedaagde gezinnetjes die met een gerust gemoed hun kroost konden laten ravotten op de wei, en voor de lokale jeugd, die hun roes van de voorafgaande campingnacht op de wei konden uitslapen zonder risico op een imminente vertrappelingsdood.

De eerste band die we in de Club aan het werk zagen, was Warm Soda uit San Francisco. Op de site van Rock Herk werden ze vergeleken met oude The Strokes, maar songs van “Is this it?”-kaliber hoorden we niet passeren. De band grossierde in korte, rechttoe rechtaan rocknummers en de bandleden plukten qua outfits uit de grote rock and roll cliché-handleiding (zonnebril: check! ; pornosnor: check! ; gescheurde jeans: check!), maar het stemtimbre van de frontman was nogal zacht en zijn zanglijnen waren te vlak om echt te blijven boeien. De aandacht bij het lome namiddagpubliek was matig, al werden de drankbonnetjes die de bassist (“We’re already drunk!”) halverwege de set het publiek ingooide wel gretig opgeraapt. Tegen het einde van de set dook de beruchte – en eveneens al beschonken - festivalbandjesman (iedereen die ooit al naar een festival geweest is, kent hem!) vooraan het publiek op om daar op een gênante manier de show te stelen, en zo ging het knappe laatste nummer, waarin de heren bewijzen dat ze ook langere nummers aankunnen, helemaal verloren. Gemiste kans!

Ex-Monza gitarist Piet De Pessemier (de eerlijkheid gebiedt ons op te biechten dat we zijn groep Krakow enkel van naam kennen) stond op Rock Herk op de Main Stage met zijn nieuwe groep Mad About Mountains. De voorsmaakjes op de Rock Herk-website klonken eerder rustig; het stevig rockende openingsnummer kwam daarom als een verrassing en slaagde erin de aandacht van het publiek op te eisen. Bij dit openingsnummer werd meteen duidelijk dat De Pessemier zijn invloeden niet kan en wil loochenen, dit was zowel qua sound als stemgeluid vintage Neil Young. Voor het tweede nummer schakelde de gitarist over op slide guitar en liet de groep het tempo zakken. Hierdoor zakte de set echter niet in: vocaal was er genoeg afwisseling, de sound zat goed, de in wezen eenvoudige liedjes werden mooi ingekleurd en doorleefd vertolkt, en de downtempo rootsy songs leken wel te passen bij de zomerse namiddag. Uit alles bleek dat deze groep ontstaan is uit liefde voor het genre, en niet om opportunistisch een graantje mee te pikken van het Broken Circle Breakdown-succes. Meevaller van de dag.

Ook jonge snaken The Devilles (uit Keerbergen rock city) begonnen hun set in de Club met een stevig nummer. Zowel qua opstelling als qua muziekstijl moesten we spontaan aan Triggerfinger denken. Ook zij kozen ervoor om daarna het tempo wat te laten zakken en het publiek wat tragere, meer bluesy nummers in de maag te splitsen. De set kon echter niet overtuigen, de meer rockende nummers waren bij Triggerfinger in de afleggertjes-mand beland, en de groep miste de podiumpresence om het publiek ook tijdens de tragere nummers te boeien. Zelfs de aansporingen van de zanger (“Allez mannekes, een béke ambiance”) en de Blue Cheer cover weekte niet meer dan wat beleefd hoofdgeknik uit het publiek los. Maar we eindigen graag met een positieve noot: gezien de jonge leeftijd van de bandleden is er zeker nog progressiemarge, de sound zat goed en er werd behoorlijk strak gemusiceerd, en die coole backdrop hebben ze al!

Eén van de revelaties van het Glastonbury-festival was naar het schijnt Drenge, een prille Britse band met een Deense naam bestaande uit 2 jonge broers, op gitaar en drum. “Maar we hebben hier The Black Box Revelation ál”, leek het voltallige publiek te denken, en bij gebrek aan aankondiging trapte Drenge hun optreden af op een verlaten ogende Main Stage. Frontman Eoin zong het gros van de teksten dan maar met de ogen dicht. De gitaarklank was in de meeste nummers meer overstuurd dan die van Jan Paternoster, waardoor de sound in de meer hevigere nummers eerder aan Death From Above 1979 doet denken. Achilleshiel van de band waren echter wel de vocals; daar waar bij The Black Box Revelation het atypische stemgeluid van Jan Paternoster de band toch een tikkeltje extra geeft, konden de vocals hier – of ze nu gezongen of geschreeuwd werden – niet overtuigen. Gelukkig zijn de vocals bij deze groep eerder intermezzos tussen de furieuze gitaar-uithalen (onder andere in ‘Bloodsports’), en naar het einde van de set toe leken ze toch een deel van het festivalpubliek overtuigd te hebben.

Niks van de steriele podiumpresence van de vorige twee bands in de Club bij Raketkanon. Twee heren betraden topless het podium, de besnorde synthesizerspeler deed in anticipatie van het begin van de set wat sprongetjes om zichzelf op te peppen, en daarna stak de band verschroeiend van wal. Zanger Pieter-Paul Devos zong met een stemvervormer, wat enigszins bevreemdend werkte, en zag er met zijn pezige torso en babyface uit als een vreemde kruising tussen Iggy Pop en Daniel Johns van Silverchair. Meteen ook de eerste band die erin slaagde om het publiek bij het begin van het optreden al op de been en in beweging te krijgen. Helaas zorgden problemen met de microfoon ervoor dat de band verplicht werd om wat instrumentale nummers in te lassen (“We gaan nog wat voortklungelen”), en hierdoor zakte de set in het midden helemaal in. De zanger (“Heeft er al iemand in zijn broek gekakt?”) maakte daarna nog een wandelingetje door het publiek, en het was even schrikken wanneer er plots een rolstoel in de moshpit opdook. Memorabele set, maar dan vooral omwille van de performance, en minder omwille van het songmateriaal; van het amalgaam van all things heavy waaruit Raketkanon hun songs distilleerde, bleef nadien weinig hangen. Zullen (of ook: Willen) ze ooit de gimmick overstijgen?

Elke zomer duikt er wel een bandje dat de ideale soundtrack lijkt voor de op stapel staande zomer. In het verleden waren er bijvoorbeeld al Surfer Blood, Best Coast, Summer Camp en Wavves, en wij zetten graag Big Deal in dat lijstje. Dit Amerikaans-Britse duo kwam, versterkt met een bassist en een drumster, hun nieuwe plaat ‘June Gloom’ voorstellen. Omwille van de gitaarfuzz en de samenzang zijn The Raveonettes een referentiepunt. Escapisme is een terugkerend onderwerp in de teksten, zo kregen ‘Dream Machines’ (“I’ve been dreaming of dropping out…will it matter if I’m around?”) en ‘In your car’ (“Driving in your car/I wanna be wherever you are/Asleep in the backseat/There’s nothing more that I’ll ever need”) een goeie uitvoering. Big Deal moest ook optornen tegen een lege tent, maar ze leken ook los daarvan vooral oog voor elkaar te hebben. Hij: rijzige surferboy, zij: een soort kruising tussen een jonge Gwyneth Paltrow en Scarlett Johansson. Het werd uiteindelijk een fijne maar ook een beetje éénvormige set die maar nét kon boeien, ook al omdat de de vocals al te vaak in het gitaargeweld verdronken. De podiumbeleving was een beetje onderkoeld, zoals het een übercoole band betaamt, “We promise to be better talkers next time”, beloofden ze nog.

Bury Tomorrow trad als volgende groep aan in de Club. Deze melodische metalcoreband uit Southampton speelt generische en formulaïsche metalcore, met als Unique Selling Proposition de – door de gitarist gezongen – cleane refreinen, en de energetische liveset. De sound was echter matig, dus de refreinen kwamen niet al te goed uit de verf, en de energieke podiumbeleving – we vermoeden dat de bassist een stappenteller draagt en een bonus krijgt per afgelegde meter op het podium – wekte al snel verveling op. Het publiek kon het wel smaken, maar we vinden het altijd een beetje een zwaktebod als de frontman – die vanop zijn podium boven de rest van de band uittorende – soms tot twee maal toe per nummer het publiek gaat opleggen wat het moet doen. De bindtekst “If the person next to you isn’t moving, punch him in the f***ing face” geven we ook nog even mee. Helemaal een farce werd het toen de zanger begon af te geven op platenlabels en promoters, en beweerde dat “it’s all about the people in the crowd”. Hypocriet, want de band zit op een groot metallabel (Nuclear Blast), en is aan hun backdrop te zien ook nog eens gesponsord door een niet nader genoemd energiedrankje.

Isbells kwam aangewaaid uit West-Vlaanderen, waar ze iets na de middag al op het Cactus-festival hadden gespeeld. De set op de Main Stage opende met het titelnummer van het meest recente album ‘Stoalin’, maar de eerste twee nummers braken niet echt los en zo nam de set een beetje een valse start. Gelukkig viel alles met ‘Heading for the newborn’ wel in zijn plooi en zo was de band vertrokken voor een goeie set vol mooie, rustige popliedjes. Gaëtan communiceerde goed met het publiek (“Ik heb daarnet Raketkanon gezien…hoe kunnen jullie dat aan, die diversiteit?”) en liet terloops ook nog vallen dat er dingen op stapel staan met zijn vorige band Soon. Het stelletje rasmuzikanten (de vervangster voor Naïma Joris - nu bij The Happy - oogt nog heel jong) werkte zich daarna kabbelend door de rest van de set en de radiohits oogstten herkenningsapplaus, en op het einde van de set zorgde de band toch nog voor een verrassingsmoment met een opzwepende cover van ‘Wolf like me’ van TV On The Radio.

De leden van Vanna koken een muzikaal potje met dezelfde ingrediënten als Bury Tomorrow, hun voorgangers in de Club. Maar de afkruiding van Vanna kan ons iets meer bekoren; de songstructuren zijn iets origineler, en de band oogt toch iets authentieker. Kapot van het songmateriaal waren we echter niet, inspiratiebron Every Time I Die speelt toch nog op een iets hoger niveau. Tijdens de set was er ook feet-first stagedive (gelukkig zonder gewonden), maar hoogtepunt was uiteindelijk het iets rustigere nummer dat door de zanger (“Tonight, if only for one night, we are friends… we are family.”) met microstatief in de moshpit, omringd door het publiek, gebracht werd.

Maxïmo Park is een band uit Newcastle die halfweg de jaren 2000 op de proppen kwam met hun debuut ‘A certain trigger’, vol met catchy en puntige poprock nummers. In het Verenigd Koninkrijk genieten ze enige bekendheid, maar op het Europese vasteland bleven ze ondanks enkele wervelende liveshows (Pukkelpop 2005!) in de schaduw van generatiegenoten Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs en consoorten. In 2012 brachten ze hun vierde full album ‘The National Health’ uit. Zanger Paul Smith (nee, niet de mode-ontwerper) schrijft spitse teksten en hanteert een uitgebreidere woordenschat dan de meeste van zijn landgenoten, en declameert zijn teksten met een sappig en soms grappig aandoend Noord-Engels accent.
De heren staken energiek van wal met het titelnummer van hun laatste cd, en gingen met ‘Girls who play guitar’ losjes op dat elan verder. Het is moeilijk te geloven dat Paul Smith – met kostuum, das en bolhoed – zichzelf oorspronkelijk niet als frontman zag, want van begin tot eind zuigt hij professioneel alle aandacht van het publiek naar zich toe. Het feit dat zijn teksten live niet altijd overkomen, lost hij op door ze waar nodig uit te beelden. Hij is niet de beste zanger maar wel goed bij stem en loopt maniakaal heen en weer op het podium, constant in het publiek wijzend in een poging om hen bij de show te betrekken. Qua bindteksten geraakte hij wel niet veel verder dan wat gememoriseerde Nederlandse zinnetjes, hierdoor miste de set wel een beetje een persoonlijke touch en kwam het geheel wat routineus over. De setlist bevatte naast 2 nieuwe, springerige nummers en veel nummers uit de recentste plaat opvallend veel nummers uit de opvolger van hun debuutalbum, ‘Our Earthly Pleasures’. De sound zat van bij het begin goed, maar oudjes ‘Graffiti’ en ‘I want you to stay’ mochten wat ons betreft nog net dat tikkeltje snediger en strakker. Maxïmo Park nummers zijn gevuld met meerdere hooks, en daardoor kende de dynamische set weinig zwakke momenten. Hoogtepunten: een potent ‘By the monument’, een emotioneel geladen ‘Karaoke plays’, een vinnig ‘Our velocity’ gevolgd door een meegescandeerd ’Going missing’, en traditionele afsluiter ‘Apply some pressure’, die nog een laatste keer een stroomstoot door het publiek jaagde. We menen te mogen besluiten dat er sprake was van een waardige headliner op de Main Stage.

Setlist: When I was wild/The National Health/Girls who play guitars/Hips and lips/Graffiti/Write this down/Questing, not coasting/Anti-glacial (?)/By the monument/The kids are sick again/Waves of fear/Karaoke plays/Her name was Audrey/I want you to stay/Our velocity/Going missing/The undercurrents/Books from boxes/Apply some pressure

Na een hele dag groepen in de Club die om het hardst probeerden te rocken, waren de afsluiters van dit podium genre-gewijs een aangename afwisseling. Het Canadese Suuns - niet te verwarren met opper-droners Sunn))) - gebruikten hun gitaren niet om op te rammen, en mikten dan ook eerder op de dans- dan op de nekspieren. In vergelijking met hun clips, waarin de doelstelling soms lijkt om de bevolkingsaantallen van achteloos op youtube filmpjes klikkende epileptici uit te dunnen, bleef de lichtshow eerder sober. De heren ambieerden een bevreemdend, en ongrijpbaar geluid en bedienden zich niet van de standaardtrucjes van de elektronische muziek om het publiek aan het dansen te krijgen. Recente single ‘2020’ zat al vroeg in de set, in de rest van de nummers vochten gitaar en synthesizer doorlopend om de bovenhand te verkrijgen. Echt van de grond kwamen de heren echter niet met hun midtempo nummers waarin iets te weinig gebeurt, en het repetitieve karakter van de muziek leidde nooit tot een hypnotiserend effect, maar werkte na een lange dag eerder slaapverwekkend.

(Dit verslag werd geschreven voor de festivalrecensentenwedstrijd van Focus Knack.)

Wednesday, July 3, 2013

Highlights of Glastonbury 2013

The BBC was once again on top of their game with their coverage of the Glastonbury festival edition 2013, and I had an awesome time wading through hours and hours of concert footage.

This year, I didn't even fast-forward a lot of stuff, and I - as a Beatles-man - have to admit The Rolling Stones did a good job.

From all the things I managed to see, the acts below were definitely among the standout performances. BBC and other parties have uploaded some full concerts to youtube, and they're pretty good in sound and video quality, so I hope they will stay online.

  • It's no secret that I've come to like the all-female band Savages echoing the sound of Joy Division and Siouxsie (just reiterating the commen consensus here). Stellar performance, enigmatic frontwoman (notice the shoes!), drums could've/should've been slightly louder in the mix maybe.
    (Glasto set disappeared from youtube, one from Italy instead, sounds are good but filming's not that great)

  • Now I had heard mysterious Swedish band Goat floating around here and there on blogs and the likes, but from the description I'd read never checked them out because it didn't sound like something I'd like. After Glastonbury, I have to reconsider. I like the outfits, the dancing, the jam-like structure of the songs and the allround musicianship. Standout tracks would have to be 'Goatman' and 'Run to your mama'. I urge you to give this a shot.

  • Jessie Ware has gotten a lot of praise here at the Isasapla HQ, and her Glasto set did not disappoint. Singing was on spot, her on-stage presence endearing. She's genious and genuine. Minor point of criticism if I may: it's a bit of a shame that Jessie is sometimes tethered to her soundpad to start samples and the likes. Now I can only applaud the effort to eliminate superfluous band members, but in this case, it limits her freedom and kind of breaks the intimate atmosphere she's trying to create. But other than that, very near perfection right here.
    (Glasto set disappeared from youtube, Coachella set instead)

  • It's easy to slightly overlook Portishead, seeing as they have been a band for so long, but only the uttermost respect for their performance. No full set here, but some highlights.
    A chilling rendition of 'Wandering star'
    The ever awesome 'Machine gun':
    And 'We carry on', with Beth ending the track by first shaking hands and hugging the front rows, then lighting a fag.